klik op kleine foto voor vergroting
locatie op de kaart ↓ westkant
Algemeen
In het gebied van Appingedam liggen ruim 30 grotere en kleinere wierden. Zeer waarschijnlijk is Marsum in de vroege middeleeuwen ontstaan door het aan elkaar groeien van een aantal huiswierden. De wierde was ongeveer rond van vorm (maximaal 350 x 300m).
Al in de 19e eeuw, maar ook tussen 1905 en 1907 is hij grotendeels afgegraven tot flink onder het maaiveld. Daardoor lijkt het restant met de kerk hoger dan de plm 3m +NAP die het is. De vaart voor de afvoer van de terpaarde naar de Marsumer vaart is nog aanwezig.
De wierde was radiaal van opzet, dat is nu nog aan het beloop van de sloten te zien. Aan de westkant ligt nog een groot stuk rondweg. Aan de noordkant staan nog 3 boerderijen op hun terprestant. Alle boerderijen staan met het bedrijfsgedeelte naar de ringweg. Een niet-afgegraven strook van de wierde leidt naar het kerkterrein dat omgracht is.
Vondsten
Diverse handgevormde aardwerken potten van verschillende vorm, borden, spinklosjes, weefgewichten en dergelijke.
Een bronzen gordelslotplaat en fibula uit de La Tèneperiode, Frankisch kralen halssnoer en kraal, gouden munten van Lodewijk de Vrome, speld van 2 Merovingsche of Karolingsche munten.
In 1904 werd bij het afgraven een grote goud-en zilverschat gevonden die meteen voor een deel de smeltoven in ging. Er resten nog een paar zilveren munten, 21 gouden imitatiemunten van Lodewijk de Vrome.
Verder, metaalbeslag van een gordel, een zilveren mantelspeld en verguld zilveren plaatjes (riemversiering?). E.e.a. moet begraven zijn in de periode van 879-884 nC.